Wat mag er NIET in de algemene voorwaarden?
Als je algemene voorwaarden moet opstellen, is het goed om te weten dat je er niet zomaar alles in kunt zetten. Er zijn een aantal bepalingen die er absoluut niet in voor mogen komen.
Het moet wel redelijk blijven
Zwarte lijst (artikel 236, BW 6)
Deze 14 bepalingen mogen niet in algemene voorwaarden worden opgenomen:
- Je mag de wederpartij niet geheel ontzeggen de door jouw toegezegde prestatie op te eisen (art. 6:236 sub a).
- De wederpartij heeft de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden (zoals beschreven inafdeling 5 van titel 5) en je mag deze bevoegdheid niet uitsluiten of beperken (art. 6:236 sub b).
- De wederpartij heeft de bevoegdheid van nakoming van de voorwaarden op te schorten (uit te stellen) en je mag deze bevoegdheid niet uitsluiten of beperken. Ook mag je jezelf geen verdergaande bevoegdheid tot opschorting verlenen dan in de wet staat beschreven (art. 6:236 sub c).
- Je kunt niet zelf eenzijdig beslissen of je je wel of niet aan de overeenkomst hebt gehouden. En je mag de wederpartij bij een vordering met betrekking tot de deugdelijke nakoming van de overeenkomst niet belemmeren door te eisen dat deze eerst de leverancier – bijv. een fabriek in China – aansprakelijk heeft gesteld (art. 6:236 sub d).
- De wederpartij hoeft niet automatisch akkoord te gaan met een beslissing van jou om je verplichtingen uit de overeenkomst over te dragen aan een derde – bijvoorbeeld dat vanaf nu de service door een ander bedrijf wordt verleend. Dit is alleen anders als wederpartij de bevoegdheid heeft de overeenkomst te ontbinden (op te zeggen), je als gebruiker de aansprakelijke partij blijft voor nakoming door de derde of je bedrijf in zijn geheel verkocht wordt (art. 6:236 sub e).
- Indien rechten die aan jou toebedeeld waren op een derde overgaan, kan de wederpartij bepaalde bevoegdheden en verweermiddelen jegens die derde doen gelden. Deze bevoegdheden of verweermiddelen mag je niet uitsluiten of beperken (art. 6:236 sub f).
- De verjarings- of vervaltermijn waarna de rechtsvordering van de wederpartij vervalt mag niet worden verkort naar minder dan één jaar (art. 6:236 sub g).
- Wanneer jij (of een persoon of zaak waarvoor je aansprakelijk bent) schade toebrengt aan een derde bij het uitvoeren van de overeenkomst, mag je de wederpartij niet verplichten dit te vergoeden of een groter deel te laten dragen dan de wederpartij volgens de wet verplicht is (art. 6:236 sub h).
- Je mag jezelf niet de bevoegdheid geven de prijs binnen drie maanden, na het sluiten van de overeenkomst, te verhogen, tenzij de wederpartij in dat geval de bevoegdheid heeft de overeenkomst te ontbinden (art. 6:236 sub i).
- Bij een overeenkomst waarbij geregeld zaken worden afgeleverd (waaronder elektriciteit) of verrichtingen worden gedaan, mag geen stilzwijgende verlenging of vernieuwing van meer dan één jaar worden opgelegd (art. 6:236 sub j).
- Je mag de bevoegdheid van de wederpartij om bewijs te leveren niet uitsluiten of beperken. En er mag geen wijziging plaatsvinden in de verdeling van de bewijslast ten nadele van de wederpartij, ofwel omdat het een verklaring van de wederpartij bevat omtrent de deugdelijkheid van de door jouw verschuldigde prestatie, ofwel doordat wederpartij moet bewijzen dat een tekortkoming aan jou kan worden toegerekend (art. 6:236 sub k).
- Er mag geen beding worden opgenomen dat ten nadele van de wederpartij afwijkt van art. 37 Boek 3 BW, tenzij het betrekking heeft op de vorm van de verklaringen van de wederpartij of het bepaalt dat je het door de wederpartij opgegeven adres mag blijven gebruiken totdat je een nieuw adres is medegedeeld (art. 6:236 sub l).
- Je mag de wederpartij niet verplichten te kiezen voor het voeren van een juridische procedure elders dan in de woonplaats waar wederpartij daadwerkelijk woonachtig is (op deze wijze wordt voorkomen dat wederpartij zich tot een rechtbank aan de andere kant van het land moet richten om een procedure aanhangig te maken). De enige uitzondering hierop vormt de koop en verkoop van onroerende zaken (6:236 sub m).
- De beslechting van een geschil mag niet volgens een beding worden toebedeeld aan één of meer arbiters in plaats van aan de door de wet bevoegde rechter, tenzij je, nadat je een beroep hebt gedaan op het beding, de wederpartij tenminste één maand de tijd gunt om voor beslechting de volgens de wet bevoegde rechter te kiezen (art. 6:236 sub n).